Ga direct naar de inhoud.

Het zijn kuddedieren

Niet omdat je dat als duivenliefhebber niet kunt, natuurlijk kun je dat. Het zou wat zijn als je een hobby zou hebben die jou en je gezin een heel jaar aan huis kluistert. De angst van sommigen dat ze de verzorging niet aan anderen over kunnen laten omdat dat een heel seizoen in gevaar brengt is ongegrond. Sommigen beseffen te weinig dat duiven jou en je verzorging best even missen.
Je kunt het toch niet maken dat je kinderen later zeggen dat vakantie er voor hen nooit bij was omdat pa duiven had? Toch gebeurt dat! Soms ga ik er nog wel eens van tussen.  Ik wil gewoon weg. Van de telefoon, de reclamefolders in de brievenbus, sommige sportgenoten en... geloof het of niet: de duiven.
En dan maak ik het me gemakkelijk. Sluit de hokken goed af en zet volop voer en drinken klaar. En poetsen? Daarmee heb ik het nooit nauw genomen.

SINT VINCENT 1993
Wel heb ik goede hokken en meen dat poetsen juist op goede hokken minder hoeft. Wat hygiëne betreft zal ik die nooit vervlogen Sint Vincent van 1993 niet gauw vergeten. Door het slechte weer zaten de duiven zowat een week in de korven.  Duiven allerhande. De goede bij de slechte, de gezonde bij de minder gezonde.  Ze kregen gezamenlijk voer en gezamenlijk drinken.  En na enkele dagen zaten ze allemaal in dezelfde troep en pikten granen uit dezelfde rotzooi. Poetsverslaafden zouden eens in een mand moeten kijken waarin langere tijd duiven zaten opgesloten.  De duiven kwamen van die St Vincent terug in een adembenemende gezondheid. Ga ik nu langer van huis dan laat ik iemand dagelijks voeren.
Zijn de duiven hongerig dan moet hij royaal voeren. Ligt er nog voer van de vorige dag dan weinig. Zo simpel vind ik dat.

ALLEMAAL HETZELFDE
Overigens kun je best innig afscheid nemen van je dierbaren als je weg wil en Duitsland je bestemming is. De BMW's en Mercedessen vliegen je om de oren. De Duitser maakt van elk uitstapje een wedstrijd want die wil niet verliezen. Niet op het voetbalveld en niet op de weg. Het Duitse wegennet is èèn groot race-circuit. Dat verklaart waarom alles met enorme snelheid op de linker rijstrook rijdt, de lichten aan, luid claxonnerend met de vinger naar het eigen voorhoofd om te zeggen dat de ander gek is als die zich aan de maximumsnelheid houdt. Rome is weer een andere ervaring. Het is een grote chaos. Het voetvolk bestaat vooral uit Japanners en zonder uitzondering zijn ze gewapend met camera. In het Italiaanse verkeer heerst de wet van de jungle. Italianen rijden in hun krakkemikkerige autootjes niet alleen als gekken, ook verkeersregels worden volkomen genegeerd.  Ze passeren links en rechts, over trottoirs en voetpaden.  Ze parkeren waar plaats is, op stoplichten wordt niet gelet, op politie evenmin.
En allemaal zijn ze hetzelfde:
- Duitsers die zich aan de maximumsnelheid houden bestaan amper.
- Een Japanner zonder camera? Ga er maar van uit dat die gestolen is.
- Een Italiaan die beheerst rijdt en halt houdt voor een stoplicht wordt hoofdschuddend door de politie gadegeslagen.  De mens is een kuddedier.  In Italië zijn ze allemaal voetbalgek. In Amerika niemand.
We lezen dezelfde boeken, bezoeken dezelfde websites, dragen dezelfde Nike schoenen en hebben dezelfde vakantiebestemming.  De jeugd gaat om 12.00 uur uit zoals we vroeger om 12.00 uur thuiskwamen.  Fraai was wat ik zag in de Sint Pieter.  Als op afspraak werd iedereen stil.
Italianen gingen in de rij staan, Japanners maakten geen foto's, Duitsers hadden ineens geen haast.
Ik zag er ook een oud-leerling, het enfant-terrible van de school.  Maar hier werd ook hij stil, bestudeerde ook hij de fresco's en... stak de uitgekauwde kauwgom in zijn broekzak. 
OOK DUIVEN
Met duiven is het niet anders. Ook die doen elkaar na en willen bij elkaar zijn.
- Als ze hun rondjes maken doen ze dat samen, van links naar rechts of van rechts naar links. Niet een die 'tegen de stroom in' vliegt.
- Zo herinner ik me die Chateaurouxvlucht van lang geleden nog goed. Ik had er 6 mee en tegen het donker arriveerden er ineens 6 tegelijk.
'Alles ineens' brulde een van de 'letters'.
Niks hoor. Enkele vreemde waren mijn duiven achterna gevlogen. Zo iets zie je vaker. - Een fraai voorbeeld van kuddegeest vind ik altijd het bad.
Er zijn van die dagen dat ze daar allemaal in willen, ik wees er al op dat dat met gezondheid te maken heeft en het weer. En wat gebeurt als ze willen baden? De duiven die geen plaats hebben maken naast het bad dezelfde bewegingen als de badende duiven. De stomme dieren gaan ook op hun zij liggen, ze ploeteren en sperren de vleugels ook wijd open, precies als de badende duiven.
- Piepers die van het dak verloren gaan krijg je soms terug door de oude los te laten. Ze zien die en kuddedieren als het zijn sluiten ze zich daarbij aan.
- Soms merk je dat bij duiven die van een vlucht overkomen er een van jou is. Hij wil 'vallen' maar de kuddegeest wint het.
Hij vliegt vrolijk mee door. Nou ja vrolijk...

PROBLEEM
Als duiven bij elkaar willen zijn levert dat problemen op omdat we daar immers wedstrijden mee houden.
Dat houdt in dat ze SAMEN worden gelost maar NIET SAMEN horen te blijven!
Omdat de hokken niet in elkaars verlengde liggen zullen ze een eigen koers moeten varen, de klad verlaten.
Maar duiven durven dat niet goed aan.
Op vliegdagen komen bij mij talloze duiven over.
Hoogst zelden vliegen die alleen, wel samen in kleinere of grotere groepen maar.
Maar…die horen niet samen te zijn!
Het kan gewoon niet anders of slechts weinig duiven in zo'n overkomende klad houden de rechte lijn naar huis aan, al die anderen, de overgrote meerderheid, maken een kromming en zijn de verliezers. Heel soms zie je duiven afhaken omdat ze niet meer kunnen volgen.
Je ziet er ook die het voortouw nemen en de richting van de klad bepalen de rest vliegt in hun kielzog. Die het ‘voortouw nemen’ zou ik willen.

GEEN SNELHEIDSWEDSTRIJDEN
Het resultaat van duivenwedstrijden wordt meer bepaald door richting kiezen dan snelheid maken en dat brengt ons bij de essentie van de zaak.
De betere duiven hebben het kennelijk meer in zich de aangeboren kuddegeest te doorbreken en omdat dat zo belangrijk is rijst de vraag of we als liefhebber iets kunnen doen. Ik meen van wel, vooral bij jonge duiven, al blijft natuurlijk overeind dat kwaliteit altijd van doorslaggevende betekenis zal zijn.
Welke duiven over kwaliteit beschikken heb je soms gauw gezien.
Ooit de eerste jonge duivenvlucht al of zelfs eerder.
De duiven die de eerste keer dat ze met vele duizenden samen werden vrijgelaten al bewijzen geen boodschap te hebben aan de klad worden vaak de betere.
Fond is een ander verhaal.
Om een of andere duistere reden komt er bij specifieke fondduiven (ik doel op ‘overnachters') de klasse er in het geboortejaar hoogst zelden uit. Ik zal middels wat voorbeelden uit de praktijk trachten aan te tonen wat ik bedoel.

Voorbeeld 1
Kees Hanegraaf uit Hank had in 1993 een echte super.
De eerste prijsvlucht van amper 70 kilometer won hij met flinke wind mee, helemaal in de voorvlucht tegen 8.000 duiven de 1e prijs als... eerstgetekende!
Later won hij van Nationaal Orleans de 8e van 25.886 duiven, nu met stevige tegenwind. Ik vroeg hem wat hij in die duif gezien had om hem al de eerste keer dat hij in de korf ging als eerstgetekende te zetten.
De lapvluchtjes hadden het hem geleerd!
Twee keer was hij alleen aangekomen, voor 50 hokgenoten.

Voorbeeld 2
Soms is de ironie van het lot verpletterend.
Ook de beste duif die ik ooit had vloog de eerste keer dat hij in de mand zat een minuut vooruit. Een minuut vooruitvliegen van korte afstand is niet normaal maar die dag was anders. Ik 'zit' helemaal zuidoost en toen stond er een stevige zuidoostenwind.
Bijgevolg waren de duiven met grote snelheid westwaarts gedreven. Behalve hij dus.
Hij had zich losgemaakt. Helemaal alleen.
'Dat wordt hem' beweerde ik destijds.
'Omdat hij met 1700 mpm van zo’n vluchtje een eerste won?' werd me smalend gevraagd.
'Daarom ja' zei ik en dezelfde mensen zouden nog smeken om jongen van die duif.

Voorbeeld 3
De eerste de beste jonge duivenvlucht van 1991 hielden twee nestmaten, de 033 en de 034 elkaar van de eerste prijs af. 70 kilometer ver was die vlucht, de wind hadden ze mee. Twee maanden later zouden ze de eerste serie 2 Nationaal Orleans winnen. Nu met wind tegen.

HANDJE TOESTEKEN
Is oriënteren een kwestie van aanleg, zoals gezegd meen ik dat we iets kunnen doen bij duiven de moed en het 'zelfvertrouwen' aan te brengen de lossingplaats direct te verlaten en nadien ook de klad. Het heeft met opleren te maken.

Weliswaar lees je ooit over superkampioenen die met amper getrainde jongen de boel aan flarden vliegen maar ik geloof daar niet in. Ik denk dat dat geen superkampioenen zijn maar superLEUGENAARS.

In duivensport kun je vooral leren van mensen die om geld spelen. Die kunnen zich immers niet veroorloven dom te zijn of fouten te maken.
Zulke liefhebbers vind je vooral in Taiwan.
In sommige opzichten is men er achter, naïef zelfs, maar men maakt er wel werk van (jonge) duiven gedegen op te leren.
'Men moet wel' heeft men ondervonden, anders is men zijn centen kwijt.
Als je ooit de kans hebt lossingen bij te wonen moet je eens op het verschil letten tussen oude en jonge onervaren duiven.
Oude duiven vertrekken als de spreekwoordelijk speer, jongen reageren anders. De eerste keren maken die enkele rondjes boven de lossingplaats maar naarmate ze meer ondervinding hebben wordt het vertrek sneller.
Het is om die reden dat ik onervaren jongen nooit met andere onervaren jongen van sportgenoten opleer. Want dan leer je ze als het ware slechte gewoontes aan: rondjes maken boven de lossingplaats.
Op mijn handelwijze valt wel iets aan te merken, ik weet het. Als iedereen zo deed zou men die leervluchtjes voor jongen wel af kunnen schaffen omdat het vervoer te duur zou worden en daarmee liefhebbers zonder auto en met weinig tijd duperen.
De eerste keren zijn jongen meestal lang onderweg maar gaandeweg wordt dat beter.
Tot je ze niet meer voor blijft.
Het contrast tussen goedgetrainde en ongetrainde jongen is enorm.
De laatste weigeren vaak uit de mand te gaan of gaan van pure stress, verbazing of schrik op het dak van de auto of zo maar op de weg zitten.
Als je niet gelooft in het nut van opleren moet je je onervaren duiven eens wegbrengen samen met iemand wiens jongen wel ervaring hebben.
Het best laat je je gezel het eerst zijn jongen lossen.
Als jij dat als eerste doet sta je er misschien na 10 minuten nog omdat je duiven nog niet vertrokken zijn. En met kwaliteit heeft dat niets te maken.

WELOVERWOGEN
In Amerika leerde men ook dat je met opleren kunt overdrijven. (Overtossing noemen ze dat) en dat je dat effectiever kunt doen.
Wat sommigen doen als hun duiven enige ervaring hebben is die loslaten met die van sportgenoten die op flinke afstand links of rechts van ze wonen.
Ze moeten leren ‘breaken’ waarmee bedoeld wordt snel uit elkaar gaan.

Leervluchten met de club, duiven samen met andere vrijlaten die dezelfde richting uit moeten lijken me bijna zinloos.

Wil je goed met jongen spelen dan heb je dus geen keus, moet je werk maken van opleren. Zoals gezegd geloof die lui niet die goed spelen en hun duiven niet opleren.
Ze trachten je zand in de ogen te strooien.
Zoals sommigen dat jaren terug deden toen men zich verbaasde over het niet ruien van duiven. Ze hadden een soort dat traag ruide.
Dag Frits! Zeg dan liever niets!
Veel Belgen menen dat door verduisteren jongen gemakkelijker van het dank verloren gaan. Ik geloof daar niet in.
In Nederland werd daar nooit over geklaagd, wel over verliezen door ‘elkaar kruisende konvooien' maar daar geloof ik evenmin in bij ervaren duiven.
Wat mij betreft zijn duiven op weg naar huis die elkaar kruisen en daarom verloren gaan niet gezond, onervaren of dom.
Ik durf ervaren jongen loslaten op vliegdagen als tienduizenden duiven overkomen. Elke duif die niet terugkeert is winst!
Overigens heb ik me al vaak afgevraagd hoe het mogelijk is dat je van een vlucht van pakweg 400 kilometer met jongen wel 10 duiven tegelijk thuis kunt krijgen, voor alles uit en daarmee de 10 eerste prijzen winnen, maar waarom zoiets niet lukt met oude.
Ik meen een antwoord gevonden te hebben.
De verklaring ligt niet bij de aankomst van de duiven maar bij de lossing!

Gemotiveerde, klasrijke, gezonde en goedgetrainde jonge duiven verlaten direct de lossingplaats (maar dat zijn er niet veel) oude vertrekken ALLEMAAL meteen.

ONVOORSTELBAAR
Met jonge duiven zit je pas goed als die van leervluchten meteen in kaarsrechte lijn huiswaarts stormen.
Na ze enkele keren samen te hebben gelost doe ik dat 'mand voor mand'.
Dat betreft dat zo'n zestig jongen die dus in groepjes van een stuk of vijftien gelost worden. Het verschil is geen minuut.
Ik ben pas tevreden als 'de ene mand' de andere niet meer in haalt. Dat ze er niet meer bij komen ondanks dat gering tijdsverschil in lossen.
En als dan ‘de ene mand’ na de andere arriveert met een ‘pauze’ van ongeveer een minuut weet ik dat ik na de vlucht die komen gaat maar beter een kogelvrij vest aandoe als ik naar het clublokaal ga.
En die verhalen over jongen die per ongeluk zonder enige voorafrichting werden ingemand en van 150 kilometer of verder thuiskwamen of zelfs prijs vlogen?
Hoewel ze lijken op de taal van vissers als ze hun zoveelste paling van vijf meter hebben gevangen komen die zaken voor.
Maar het zijn uitzonderingen, sterke staaltjes van oergezonde duiven die zichzelf overtroffen. Een boodschap zit er niet in.
Overigens blijf ik bij het opleren op zo’n 15 kilometer ‘steken’ tot ze meteen naar huis vliegen. Pas dan ga ik verder. Tripjes van 3 en 5 kilometer maak ik al lang niet meer. Ik ben daartoe gekomen door die opvangkaarten en dat artikel van vdH.
Hoezo opvangkaarten?
Ik herinner me dat jaar dat de jongen zo enorm trainden dat er amper een dag voorbij ging of er had er zich wel een tegen de draden gekwetst.
En gekwetste duiven is een teken van vorm. Zieke duiven knallen niet tegen draden. Uren bleven ze soms weg, helemaal afgevlogen kwamen ze terug en 's avonds mankeerde er ook al eens eentje. Soms zat die de volgende dag vroeg weer op het hok en sommigen zag ik nooit meer.
Toen kwam die dag dat ik twee opvangkaarten kreeg.
Het betrof in beide gevallen jongen die ongeveer 30 kilometer van hier tegen de draden gevlogen waren. Zover blijken duiven in vorm dus te trainen.
Van Arie v d Hoek las ik eens dat die met enkele manden met daarin zijn eerste ronde op zo'n 10 kilometer van huis langs de weg zat. En terwijl hij daar zat zag hij zijn tweede ronde overkomen, herkenbaar aan de witte kleur van veel van zijn duiven.
'Wat zit ik hier te doen' ging het door hem heen.

WANNEER BEGINNEN?
Velen gaan steeds vroeger met de jongen op stap. Omdat men er veel mee wil rijden. En hoe vroeger men begint hoe meer men kan oefenen. Sommigen beginnen al met de ouden, eind maart.
Vroeger gold ‘pas opleren als de duiven drie pennen gestoten hebben'.
Maar dat gaat niet meer op in een tijd dat men massaal aan winterkweek doet en men heeft ontdekt hoe kunstmatig de rui te remmen. Als men nu moet wachten tot de duiven drie pennen gestoten hebben is het spel voorbij!
In Taiwan begint men al op te leren als de jongen acht weken oud zijn.
Met zomerjongen durf ik dat ook, dat is soms noodzaak om ze nog mee te krijgen en het heeft me al menigmaal verbaasd hoe jong je ze inderdaad de weg terug vinden.
Ik begin eind mei op te leren. Winterjongen en later gekweekte die dan drie maanden oud zijn.
Winterjongen al eind maart op leren zoals sommigen doen lijkt me wat vroeg.
Zonder een gedegen scholing kunnen duiven echt niet.
Herhaaldelijk heb ik me laten verleiden jongen die in september gekweekt werden in het voorjaar wegwijs te maken.
Ik heb dat geweten. Ze gingen de een na de ander verloren.
'Ze zullen wel niets waard geweest zijn' was mijn eerste opwelling.
Maar uitgerekend mijn beste jongen kwamen uit die najaarsjongen die verloren gingen.
Eigen schuld natuurlijk. Ik had er eerder mee op stap moeten gaan. Duiven van acht maanden oud moet je niet meer op gaan leren. Vroeger bracht ik najaarsjongen in de winter weg, dat gaat best, alleen vraagt het nogal wat van de liefhebber.

NOGMAALS OUDE
En oude ervaren duiven?
Is 'gedegen opleren' voor hen ook van belang? Ik heb daar mijn twijfels over.
Ik heb meegemaakt dat goed afgerichte oude de eerste vluchten matig presteerden en ik ben prima gestart met duiven die matig waren afgericht.
Met matig bedoel ik een keer of drie.
Natuurlijk heeft zulks met vorm te maken.
Duiven die niet in vorm zijn opleren heeft geen enkele zin, al breng je die elke dag weg. Wel oppassen met oude die in de winter amper los kwamen.
Steeds meer liefhebbers houden vanwege de roofvogels in de winter hun duiven vast.
Die zijn op enkele weken tijd niet ‘speelklaar’ en zijn gebaat bij vaker opleren.
Hetzelfde geldt voor duiven die lange tijd 'geen mand zagen'.
Het 'geheime wapen' van veel liefhebbers die op de najaarsvluchten met oude duiven 'vlammen' is training en was(?) cortisone.
Bij het opleren van oude is het ook oppassen met een bewezen topper die steeds te laat komt, ook al lijkt er niets mis mee. Je hebt dan de neiging jezelf wijs te maken dat het niets te betekenen heeft.
'Als er gevlogen wordt zal hij er wel zijn.'
Mooi niet dus. Bijna steeds laten ze het ook dan afweten.
Blijf je zulke spelen dan loop je gevaar ze zelfs bij normaal weer en van korte afstand te verliezen. Ook leervluchtjes voor oude zijn leerzaam omdat ze een aanwijzing zijn omtrent de vorm.
Bij die eerste leervluchtjes in maart of april merk je ooit dat steeds dezelfde duiven als eerste aankomen. Jaarlingen soms die als jong amper papier raakten. Zet die maar gerust wat hoger op de poulebrief als je gaat vliegen.
Ik ken dat onderhand.