Ga direct naar de inhoud.

Duiven zonder toekomst (10-03-23)

Iemand die veel voor zijn duiven deed maar met moeite op de uitslag raakte had me gevraagd zijn duiven eens te bekijken.
Ik had gezegd dat ik daar niets van kende, maar dat ik wel kon zien of ze gezond waren en de rommel er uit halen zou misschien ook nog wel lukken.
Daar was hij al blij mee.
Het moet gezegd, de duiven mochten er zijn, sterker nog, het waren prachtvogels. Blakend van gezondheid ook. 'Maar waarom winnen ze dan geen platte prijs?' kermde de man.
Een verklaring kon niet moeilijk zijn: Wel mooi en gezond maar geen kwaliteit.
Mogelijk maakte de baas fouten bij de selectie en selecteerde hij niet genoeg op prestaties. En was zijn fout dat hij te veel oog had voor het uiterlijk en de afstamming.
Probleem bij de selectie is dat factoren die een duif tot een goede maken zoals ‘karakter’, gehechtheid aan het territorium, oriënteringsvermogen, stamina, natuurlijke weerstand enzovoorts uiterlijk niet waarneembaar zijn.
Het maakt duivensport moeilijk en fascinerend tegelijk.

SLECHTE
Als niemand dus met zekerheid van een duif kan zeggen of het een goede is wordt de vraag interessant of het tegenovergestelde waar is.
Of je aan duiven kunt zien dat het géén goede zijn?
Ik meen dat dit inderdaad eenvoudiger is! Sommige duiven vertonen zulke grote gebreken dat het gewoon geen goede kunnen zijn.
Wat ik daarom 365 dagen op een jaar doe? Niet naar de goede zoeken, die haal ik er toch niet uit, maar naar de slechte.
Daarbij let ik op minpunten als vooral een haperende gezondheid, maar ook slechte pluimen, geen evenwicht.
Vooral duiven met slechte (droge) pluimen moet je mijden als de pest.
Omdat we zo weinig over het fenomeen duif en haar kwaliteiten en eigenschappen weten zal men bij de selectie altijd fouten blijven maken, maar minder als je duiven met slechte eigenschappen weert.

OUDE PENNEN

Vooral nu verduisteren in is en fondvluchten voor jongen in het najaar populair zijn, tenminste in België, vinden sommigen ‘oude pennen’ een probleem.
Ik kijk er amper naar.
Die oude pennen worden bijna steeds alsnog gestoten. Tot in februari, als de duiven gekoppeld zijn, ondervond ik. In het voorjaar zal zo'n laatste pen niet gemakkelijk vallen, door de langer wordende dagen. Want bekend is dat de rui een hormonale kwestie is van licht en donker.
Wat men zeker nooit mag doen is de tiende pen trekken.
Bij mij is dat enkele keren faliekant mislukt hoewel ik het helemaal volgens het boekje deed. Ik dompelde zo'n pen in lauw water, vervolgens werd die voorzichtig in de juiste richting getrokken zonder te wringen, rukken, of draaien maar toch... mis!

AFBLIJVEN
Pennen trekken leidt zelden tot problemen als het maar niet de laatste pen is. Soms komt die nooit meer terug, of slechts een klein stompje dat elk jaar wel vernieuwd wordt maar een stompje blijft.
Omdat zo'n laatste oude pen alleen als nadeel heeft dat die tijdens het spel alsnog gestoten kan worden en je met trekken risico's neemt blijf je er dus best af.
Er zijn grotere problemen dan een tiende pen die niet gestoten wordt.

GEZONDHEID

Wat een heel jaar onze aandacht vergt is natuurlijke gezondheid. Bij de meeste komen winterjongen nu buiten. Wie van oordeel is dat men met winterjongen minder streng mag zijn, dat je die mag ontzien vanwege de koude bijvoorbeeld, zit op een verkeerd spoor. Waarop met name letten bij de kweek?
- Jongen die moeite hebben uit het ei te kruipen. Gewoon een slecht teken. Want... heeft men er wel eens bij nagedacht WAAROM dat niet lukt? Het antwoord is van een verbluffende eenvoud: Te zwak!
Zo'n duif zal zich ‘al sukkelend’ misschien weten te handhaven maar hij begint met een 0-1 achterstand. Van duiven die een volle dag later uit het ei kruipen dan hun maatje valt ook weinig goeds te verwachten.
- Ook duiven waarvan je bij het ringen merkt dat ze opvallend dunne pootjes hebben bieden weinig perspectief. De pootjes lijken als het ware uitgedroogd. Meestal weer  duiven die kracht en vitaliteit missen.
- Ook jongen die constant piepen ondanks dat ze goed gevoed werden verspelen  hier hun verblijfskrediet. Verder lijkt raadzaam piepers niet te lang bij de ouders laten. In de zomer kun je ze spenen als ze ongeveer 23 dagen oud zijn, in de winter mogen daar enkele dagen bij. Piepers die daar problemen mee hebben kunnen weg.
- Wantrouw pas gespeende piepers die halsstarrig weigeren grote granen te pikken. Het zijn veelal duiven die, als je ze 's avonds controleert, slechts een half gevuld kropje hebben. Snel vergeten zulke.
- Als duiven een tweetal weken gespeend zijn moeten de stuitbeentjes al stevig aanvoelen. Dat wijst op een goed beendergestel. Weke stuitbeentjes gaat vaak samen met een zwak bekje. Dat duidt op weke duiven dus opnieuw... vertrekken!
- Wantrouw ook piepers die als laatste een zitplaats bemachtigen, die als laatste op de klep zitten en als laatste buitenkomen. Beter lijken me vlugge nieuwsgierige vogels die er steeds als eerste bij zijn.
- Duiven waarbij de pluimpjes op de schouders later volgroeid zijn dan bij leeftijdgenoten of die te lang kaal blijven boven de bek scoren ook minpunten.

EN GEEL DAN?
Selecteren op natuurlijke gezondheid moet, maar ik heb geleerd voorzichtig te zijn met geel. Ik heb ooit een duif die vergeven was van geel laten leven.
Hij is een van de stamvaders van het hok geworden.
Bij geel is geen sprake van aangeboren zwakte, dat krijgen duiven van andere duiven. Door azen bijvoorbeeld.
Geel krijgen duiven ook door drinken uit een gezamenlijke drinkbak.
Geel is dus een verhaal apart en gelukkig veel minder bedreigend dan het ooit was.  
Ik kuur gedurende een week voor het spel en vervolgens worden de gele druppels gebruikt. Werken aan natuurlijke weerstand is goed, maar je kan daarin overdrijven. Jaren terug was hier in de streek sprake van massale sterfte onder houtduiven door geel. Honderd(en) jaren kunnen ‘werken’ aan resistentie en immuniteit had niet mogen baten. Blijft wel overeind dat hoe strenger je selecteert op natuurlijke gezondheid hoe minder je een beroep zult moeten doen op medicijnen.