Ga direct naar de inhoud.

Verhuizen 1

Brabant 2000 (Nederland) hield een vergadering met de besturen van de 'rayons' (samenspelen) en enkele prominenten.

Men vond mij ook een prominent maar die misvatting zij ze vergeven.

Bedoeling was vooral te luisteren naar wat leeft bij de achterban en daar op in te spelen indien mogelijk.

Want de sport gaat in mijn regio wel schrikbarend achteruit.

Zo telde Hilvarenbeek in de 60-er jaren ruim 90 liefhebbers, nu nog, schrik niet, 11.

Vooral de lossingen zijn al jaren een heet hangijzer, zoals trouwens ook in Belgie.

Moeten we lossen in kleine groepen, in grote of alles samen was een van de hamvragen.

Voorzitter W Jongh vroeg vooraf om verder te kijken dan de eigen streekneus lang was maar dat valt in duivensport niet mee.

 

EENS

De aanwezigen vertegenwoordigden de voorvlucht, de overvlucht, de westkant en de oostkant.

En al heel gauw bleek iedereen het over EEN ding eens:

Allemaal 'liggen' ze/we even slecht.

Ik had weinig anders verwacht.

Ooit al iemand horen zeggen dat hij zijn successen dankt aan zijn goede ligging?

Als je alles en iedereen moet geloven speelt iedereen (vooral Nederlanders) in een samenspel waar 'de concurrentie moordend is'.

Eerlijk gezegd; ik KAN er niet tegen.  

Natuurlijk is de ligging van belang.

En natuurlijk ben ik er ook zo een die elke vliegdag weer hoopt dat de wind voor mijn duiven gunstig is maar niet voor die van de sportgenoten.

Want hoe belangrijk de wind is weten we.

Wedstrijden met voor iedereen gelijke kansen zijn er niet veel.

 

A COOLEN

Omdat het weer bijna elk weekend anders is meende ik altijd dat vandaag de een bevoordeeld is en morgen de ander, maar dat het over een heel jaar weinig uitmaakt.

Tot ene A Coolen met een studie aan kwam draven.

En wat was daarvan het resultaat?

Dat bepaalde streken wel degelijk in het voordeel zijn; hij doelde op DE VOORVLUCHT.

Die stelling was het resultaat van een studie van HONDERDEN vluchten.

Heeft hij gelijk of'?

 

VERBAND

- Zo valt het op dat veel vedetten/kampioenen in de Zuidoostkant van hun samenspel wonen, zowel in Nederland als in Belgie.

- De studie deed denken aan de streek Berlaar, Putte. Daar wonen diverse toppers zo dicht op een kluitje dat ik het eens 'de zakdoek noemde'.

'Tegen die gasten kom je 9 keren op 10 te kort. Het zal wel een combinatie zijn van betere ligging en betere duiven' zei M W.

Ik dacht er hetzelfde over.

- Coolen zijn artikel deed denken aan de overkoepeling van lang geleden. Maurice Voets won de 3 openingsvluchten en bezegelde daarmee het lot van de overkoepeling. Hij woonde in jawel, Kessel, ook in de voorvlucht dus.

- En' Coolen zijn studie deed denken aan wat verleden jaar speelde in Antwerpen.

Een deel van Union en de ZAV ging samenspelen, het initiatief was veelbelovend maar ene Danny en consorten gingen enkele weken zodanig te keer dat de tevredenheid van korte duur was.  

En die gasten spelen in' de voorvlucht.

Ongetwijfeld hebben die goede duiven maar met goede ALLEEN win je niet volgens

Coolen.

 

ONDERZOEK

Van 355 vluchten dus onderzocht hij waar in een Afdeling (samenspel) je de winnaar moest zoeken: Helemaal in de voorvlucht, een beetje in de voorvlucht, 'midden in bed', verder in de overvlucht, of helemaal in de overvlucht?

Een beperkt aantal vluchten zou geen re'el beeld geven maar als je er zo veel vluchten bij betrekt kan je er niet aan voorbij gaan.

Hij liet overnachtvluchten buiten beschouwing, ook die uit de oostenlijn (Duitsland) en enkele groepslossingen met jongen.

De vluchten waren gelijk verdeeld over vitesse, midfond, kleine fond, jonge duiven en najaarsvluchten.

Conclusie was dus dat op alle afstanden de voorvlucht veruit met het grootste aantal overwinningen aan de haal ging.

Bij gelijke kansen zou de snelste duif gemiddeld midden in een samenspel moeten vallen, aannemende dat het aantal liefhebbers evenredig verspreid is.

Dus nu eens voor in, dan in het midden, dan weer in de overvlucht.

Dat was dus niet zo. Integendeel.

We gaan per discipline wat dieper in op zijn evaluatie.

 

OVERNACHT

Dat Coolen overnachtvluchten, concoursen dus met middaglossing, buiten beschouwing liet ligt voor de hand.

De laatste jaren arriveren vooral Nederlandse duiven zo massaal in de nachtelijke uren, dus tijdens de neutralisatietijd als ze geacht worden te zitten, dat dit de overvlucht enorm bevoordeelt.

Vooral met wind mee en helder weer hebben de kortste afstanden geen schijn van kans. Met sportieve krachtmetingen hebben die vluchten hoe langer hoe minder te maken, al jaren wordt geprobeerd een oplossing te vinden maar tot nu toe vergeefs.

 

DAGVLUCHTEN

'Op de kleine fond is de kans op een overwinning op de kortste afstanden vele malen hoger dan in de overvlucht' stelt hij.

Dat wordt wel geleidelijk minder naarmate het concours verder is.

Bij liefst 22% van alle vluchten viel de snelste duif helemaal in de voorvlucht.

Hij noemt dat 0 tot 10% van de diepte.

Als de diepte van een samenspel bijvoorbeeld 40 kilometer is viel de winnaar dus in 22% van alle vluchten in de eerste (kortste) 4 kilometer.

De winnaar woonde slechts in 1% van de vluchten helemaal in de overvlucht, ofwel de verste (meest noordelijke) 4 kilometer van het samenspel.

'Dit is dus duidelijk geen theorie, dit is niet mijn mening, maar dit gegeven is gebaseerd op de feiten in 2009. De kans dat je helemaal in de overvlucht op de fond kan winnen is dus minimaal. En hoe dieper het samenspel, hoe kanslozer de overvlucht en hoe 'oneerlijker' het verloop' concludeert hij.

En wij maar denken dat de breedte belangrijk is en niet de diepte.

Ook voor wat betreft vitesse, halve fond en jonge duiven komt hij met interessante informatie.

Daarover volgende keer.                                                                        

 
De vroegste duiven van Orleans in Antwerpen in 2008. Een krachtige wind mee zou doen veronderstellen dat de overvlucht zou domineren. Niets blijkt minder waar,

(dank aan Lars V).