Ga direct naar de inhoud.

Allerlei

Het najaar is de tijd van de selectie, voor mij een van de moeilijkste dingen in duivensport.

Dat je je daarbij het best laat leiden door prestaties is bekend maar ook de weersomstandigheden waaronder die prestaties behaald werden zijn van belang.

Er zijn van die vluchten dat de vedetten domineren en veel goede duiven (eerstgetekende) 'van voor' staan.

Dat zijn veelal ook vluchten met een korte concoursduur.

En het is op zulke vluchten dat ik wil zien waar mijn jaarlingen staan en ik houd er rekening mee bij de selectie.

Bij onregelmatige vluchten met een abnormaal lange concoursduur let ik minder op prestaties. Dan kan elke duif prijsvliegen.

 

WEINIG

Als je in 'groot verband' speelt zijn er overigens maar weinig vluchten met voor elke duif gelijke kansen. Hardlopers, wielrenners, zwemmers enzovoorts leggen op HETZELFDE  moment HETZELFDE parcours af, met duiven is dat anders.

Daar beïnvloeden externe factoren zoals wind, massa en ligging de competitie en dus het resultaat.

- Zo kan het gebeuren dat duiven die op hun thuisreis meer oostwaarts (of west­waarts) moeten te maken krijgen met ander weer dan de rest en dat zijn dus duiven die wel in hetzelfde concours staan.

- Slecht weer hier en enkele kilometers verder niets aan de hand komt voor.

- Duiven kunnen met wind mee vertrekken, als later de wind wegvalt is de overvlucht ernstig bena­deeld.

- Een in kracht toenemende wind ‘mee’ is weer sterk in het vòòr­deel van de overvlucht.

- Verder kan een kwartier verschil in lossen al een ander wedstrijdbeeld geven. Dat zagen we begin juli nog op Quievrain.

Daarom is het gevaarlijk te vergelijken en conclu­sies te trekken omtrent kwaliteit van verschillende samenspelen.

 

OOST BRABANT

Zo werd in het verleden in Oost Brabant van Nationaal Orle­ans jonge duiven bijna elke jaar weer slechter gepresteerd dan elders in Zuid Nederland.

Ook bij 'neutraal' weer (helder en tegen­wind).

Was dat een kwestie van slechtere duiven?

Dat lijkt de meest voor de hand liggende verklaring maar is het niet.

Dat bleek in 1999.

Van Orleans lieten de Oost Brabanders het opnieuw afweten maar toen twee weken nadien Bour­ges op de affiche stond, een vlucht die mooier en zwaarder was kreeg men in Oost Brabant de duiven sneller en vlotter thuis dan elders.

'Het slechte verloop van Orleans komt door die groepslossingen vooraf' beweerde Klak altijd.

 

VERLIEZEN

Wat liefhebbers de laatste jaren erg bezig houdt zijn de verliezen met jonge duiven.

Volgens sommigen komt het door al die GSM’s en internet.

Ik vind dat kolder, blaffen naar de maan.

Want waarom verliest men in de ene streek meer duiven dan elders?

Waarom verliest de een meer duiven dan de ander?

Anderen menen dat het vervoer en de verzorging tijdens de reis in de ene afdeling zo veel beter is dan in de andere.

Weer anderen menen dat thans zo veel meer duiven verloren gaan dan vroeger omdat ze minder gezond zijn, minder weerstand hebben.

Het gemakkelijkst is de lossingverantwoordelijken de schuld geven als duiven verloren gaan maar dat is goedkoop.

Geen slechter baantje dan dat.

Soms is het weer zo twijfelachtig dat ik blij ben dat ik niet hoef te beslissen over al of niet lossen.

Je hebt dan immers het lot van duiven van anderen in handen.

Natuurlijk worden fouten gemaakt.

Zo worden vlak bij mijn woonplaats, in Meer, veel duiven gelost.

De ene keer doet men dat niet terwijl het best had gekund, een andere keer wordt onverantwoord gelost.

Als mensen er geen kijk op hebben, dan moeten ze op een nette manier vervangen worden. Zo simpel is dat.

 

SCHOONMAKEN

G vroeg of het waar was dat ik de hokken zelden poets en of dat niet vragen was naar gezondheidsproblemen.

Ik zei hem dat het niet waar is dat ik zelden poets.

Ik poets bijna NOOIT!

Wel dient gezegd dat de oude duiven op roosters zitten en de jongen op een bodembedekker.

Of mijn handelwijze verstandig is?

De duiven presteren en wat heet dan verstandig?

De grens tussen wijsheid en domheid is soms klein.

Ooit werden vrouwen op de brandstapel gezet als ze anders waren. Heksen noemde men die toen.

Galileo werd verketterd terwijl die later zijn tijd ver vooruit bleek te zijn.

Niet poetsen kan, de hokken kunnen er zelfs aangenamer door worden maar elk hok is er niet voor geschikt.

Met name vochtige hokken niet.

 

VEREISTEN

Niet schoonmaken en gezonde duiven die presteren kan dus samen gaan mits de hokken droog zijn en goed verlucht.

Niet poetsen en niet verluchten gaat NIET samen.

Zij ook vermeld dat ik ventilatoren op de hokken heb en ook dat is een voordeel als je niet poetst.

Een kennis heeft ongeveer dezelfde hokken als ik, die poetst ook weinig maar bij vochtig windstil weer komt er schimmel op de mest en dat is natuurlijk slecht. Ik zet bij drukkend vochtig weer de ventilatoren aan en zie geen schimmel.

Die dingen heb je niet echt nodig maar zijn wel erg handig als je niet poetst.

 

ERWTEN

Wat ik tegen erwten in het voer voor jongen heb wordt me vaak ge­vraagd.

Als je de ogen de kost geeft merk je dat DUIVEN daar iets tegen hebben.

Bij de minste problemen met de spijsvertering zijn het de erwten die ze laten liggen of zelfs uitbraken.

Dat ‘laten liggen’ gebeurt instinctief.

Duiven lijken te 'weten' dat die let­terlijk zwaar op de maag liggen.

'Als je slecht met jongen wil spelen moet je veel erwten voeren’ schrijf ik ooit en tot mijn grote vreugde werd die opvatting door een Duits wetenschapper (Seiffert) bevestigd.

Uit diens onderzoek bleek ook, en dat verraste me enigszins, dat ook jongen in het nest erwten kunnen missen.

 

PROEF

Seiffert gaf de helft van zijn jongen eiwitarm voer, de andere kregen zogenaamde 'Luikse mengeling' (eiwitrijk met veel peul­vruch­ten ‘speciaal voor jonge duiven’).

Hij constateerde dat jongen die minder eiwitrijk voer kregen niet alleen leven­diger en vitaler waren, die vlogen ook 17 procent meer prijs.

Vervolgens nam hij de proef met 'een ronde' opgroeiende nestjon­gen. Hij gaf die minder erwten dan zijn andere, vergeleek opnieuw en wat bleek?

De duiven die minder eiwitrijk voer kregen ontwik­kelden zich beter en vlogen beter.

Seiffert refereerde naar in het wild levende hout­duiven die in april nestelen.

Die moeten rondkomen met mais, tarwe, gerst, haver en andere zaden maar geen erwten wat niet belet dat hun jongen toch perfect opgroeien.

Je zou bijna denken dat de opvatting dat nestjongen eiwitrijk voer nodig hebben (erwten) het zoveelste heilige huisje is dat omver wordt gekegeld.