Ga direct naar de inhoud.

Zo zeiden zij (1) 17 april

Zo zeiden zij (deel 1 van 2).

 Als je bijna een halve eeuw met duiven speelt en dat tientallen jaren combineert met de schrijverij kom je in contact met talloze grote en kleine kampioenen van allerlei pluimage. En dan hoor en zie je nog eens wat. Sommige dingen, ook uitspraken van die kampioenen, blijven tot in lengten van dagen tot in de diepste spelonken van je geheugen gegrift. Omdat ze zo raak zijn, je aan het denken zetten.

 LEO HEREMANS

Leo Heremans is door zijn totale verkopingen ietwat omstreden. De een noemt het schaamteloos zakken vullen, de ander prijst hem om zijn zakelijk vernuft. Want zeg nu zelf: Op korte tijd op legale wijze zo veel geld genereren zou in de zakenwereld alleen maar bewondering oogsten. Maar wat Leo betreft is er meer: De boel van de hand doen en zo snel nadien er weer staan getuigt van ongekend vakmanschap. En zou iemand in West Europa referenties kunnen voorleggen als hij? Gewoon bizar hoe veel goede duiven van zijn hok kwamen.

Dezelfde Leo zei me eens: ‘Iemand die hier pakweg acht duiven haalt en die zitten er na pakweg vier jaar nog allemaal is geen kampioen en zal het ook nooit worden.

Wat hij bedoelt is duidelijk: Ook hij kweekt( e ) rommel! En iemand die duiven door houdt alleen omdat ze van zijn hok komen zal nog meer rommel kweken. Want… Om in duivensport succesvol te zijn zal alles toch moeten wijken voor dat ene criterium: Selectie. Ook naam, ‘ras’ en stamkaarten zijn daar aan ondergeschikt.  

 CHRISTIAN VAN DE WETERING

De jeugdige Christian mag dan in België minder bekend zijn, zijn baas Jan ‘Harry’ Hooymans is dat des te meer. Komende zomer zal die overigens met een regiment jongen in België gaan spelen met de ‘nationals’ als ultiem doel. Veel Belgen beseffen zelf niet wat een weelde het is om in het najaar met jongen die nationale vluchten te kunnen spelen. In het buitenland worden die nauwlettend gevolgd en is men er jaloers op.

Christian nu werd afgelopen jaar kampioen van Nederland, de jongste ooit. Over hem kon je lezen dat hoe minder medicijnen of bijproducten hij gaf hoe beter hij speelde. Verkerk en de Bruijn zijn er nog van zulke. Weinig wat die mannen in hun drang naar succes niet probeerden, ‘maar’, zo zegt Bas, ‘tot heden ontdekte ik niets wat iets toevoegde’. Nu houdt hij het bij biergist en ‘forte vita’ (zuur/kruiden) maar met weinig overtuiging.

Roger Engelen valt minder op dan die ‘grote’ jongens maar ook hij speelt al jaren op topniveau. Roger: ‘Op kampioenendagen win ik wel eens potjes, pakjes of flesjes met inhoud maar ik vergeet het te gebruiken of geef het weg.

Ook de heren Marien, Jellema en Gijsbrechts zien geen heil in medicatie. Alle drie zijn liefhebber en ook dierenarts. Dus moeten we medicatie en bijproducten dan maar over boord gooien? Zo simpel is het ook weer niet.

Jeugdige Christian  v d Wetering, Nationaal kampioen 2018

 KRIS CLEIRBOUT

Kris Cleirbout is nog zo’n zoeker. Hem hoorde ik eens zeggen: ‘Ik heb een jaar geprobeerd zonder elke vorm van medicatie, het werd mijn slechtste jaar ooit.’

Neem ook Joost de Smeyter, een van de beste fondspelers van de natie en weinigen die zo veel kennis hebben over voeding. Je wil niet weten wat voor supplementen die allemaal aan zijn duiven geeft met dat ene doel: Duiven optimaal gezond houden. Ik meen trouwens dat Rik Hermans, op de kleine fond ook vaak outstanding, nogal wat supplementen geeft uit angst dat zijn duiven iets te kort komen. De conclusie is van een onthutsende eenvoud. Het kan met en het kan zonder.

 

DAEMS

In zijn gloriejaren kwam ik wel eens bij Emiel Daems uit het duivennest Bevel. Die speelde enorm en vooral zijn grijzen waren van grote klasse weet ik nog. We wilden kopen en uiteraard uit zijn beste koppel. Emiel: ‘Beste koppel? Weet ge, als de jongen uit je favoriete koppel nadien ook je beste blijken sta je er niet goed voor.’ Het moge duidelijk zijn wat hij bedoelde. Je hebt een kwaliteitsarm hok als je je betere duiven alleen maar kan kweken uit een bepaald koppel. Het doet denken aan Christ Hebberechts en Bart Geerinckx.

 CHRIST HEBBERECHTS

Op uitnodiging van Pipa ben ik ooit met Christ Hebberchts, Silvere Toye, Felicien Vermeulen, toen voorzitter van de KBDB, Mark van Daele en Carlo (Gijsbrechts senior), naar Roemenië gevlogen. We woonden daar een soort Nationale kampioenendag bij. Wat een perfect ‘duivenfeest’ was me dat. Nog nooit meegemaakt. En wat een positieve sfeer onder de liefhebbers die gemiddeld enkele tientallen jaren jonger waren dan hier. Daar leerde ik sympathieke Christ kennen en ‘ik moest maar eens langskomen.’ Dat deden we, Willem en ik. Wat opviel was de adembenemende gezondheid van de duiven op de hokken van vader zaliger. En hoe luchtig die waren. Door de openingen tussen pannen zag je zelfs de blauwe hemel. Willem: We hoeven niet veel duiven te zien hoor. ‘Alleen je beste kweekkoppel zou al mooi zijn.’

Christ: ‘Beste kweekkoppel? Ik zou niet weten welk dat is. Koppels waar alleen maar goede uit komen heb ik niet en ook nooit gehad.’ 

Zeer luchtige hokken Chris Hebberechts.

 BART GEERINCKX

Met Luc, de vader van Bart, kon ik het goed vinden en met hem maakte ik destijds een grote fout. Er kwamen geen Geerinckxduiven op mijn hok omdat ik ze te groot vond. Bart van Oeckel en anderen waren slimmer, want wat had Geerinckx goede. Sprinters tot 700 km. Later, toen ik weer eens in Wommelgem was voor een ‘q and a’ voor dit blad stonden Bart en ik voor een grote volière waarin zijn jonge duiven zaten. Ik wilde ze tellen, maar dat lukte me niet. Te veel. Ik zei tegen Bart: ‘10% goede?’ ‘Was het maar waar’, verzuchtte hij.

 

 Familie Geerinckx in betere tijden

 ANDERE JONGE BELG

Het doet denken aan die andere jonge Belg die in Amerika was om zijn duiven te promoten. In een poging sympathiek over te komen zei hij in een soort forum: ‘Let op mensen, ook ik kweek meer slechte dan goede. 80% is afval, 20% is goed.’ Dit aangehoord hebbende stond een Amerikaan recht en zei: ‘Dus als ik van U 100 jongen koop heb ik 20 goede? En als ik dat vier jaar op rij zou doen 80 goede? De jonge Belg kreeg een kleur, de zaal gniffelde.

 STEFAAN LAMBREGTS

Stefaan is een van die ‘angry young men’ die een kloof dreigen te slaan. Stefaan over verliezen van jonge duiven: ‘Die hebben niets met kwaliteit te maken en is zeker geen goede selectie. Soms denk ik zelfs dat de beste het makkelijkst verloren gaan.’ En hij gaf wat voorbeelden. Rondags zal goedkeurend knikken als hij dit leest. Zijn drie nationale asduiven jong kon hij alle drie ergens op gaan halen vanwege verloren van leervluchten of aan huis.

 ANDRE ROODHOOFT

Met W de Br stond ik eens in het kweekhok van kampioen Andre Roodhooft. Hij wilde een van zijn beter kwekers tonen maar greep mis en toen weer. Toen deed hij iets wat hij normaal nooit doet: Achter de duif jagen, en… Even later had hij die dood in handen. Wat voelden we ons rot. Andre: ‘Komaan mannen, het heeft zo moeten zijn en het is maar een duif he’. En pakte een andere kweker.

Andre Roodhooft en dame