Ga direct naar de inhoud.

Bonnen een plaag of een zegen?

Of ik een bon wilde schrijven voor de kampioenendag van zijn club had hij gevraagd.
Ik zei dat het me enorm speet, dat ik er niet aan kon beginnen vanwege te veel aanvragen en vroeg hem om begrip.
Dat had hij. Zei hij tenminste. De rest van de dag echter gunde hij me geen blik waardig waaruit ik concludeerde dat hij me NIET begreep.
Mogelijk dacht hij 'die ene duif, wat maakt jou dat uit man'.
Als je tot 60 jongen kweekt maakt één duif inderdaad weinig uit maar er is meer.
Helaas voor die jongen, zijn club, en al die anderen die bonnen vragen, bonnen schenken maar ook bonnen kopen.

OOK POSITIEF
Een bonnenverkoop is een van de hoogtepunten van een kampioenen-dag. Het middel om de kas sluitend te maken of te spekken, iets extra's te doen, de sport goedkoper te maken of een nieuw clubgebouw op poten te zetten.
Over die enkele keer dat de opbrengst wordt aangewend om het op een feestavond gezamenlijk op een onbedaarlijk zuipen te zetten wil ik het niet hebben. Dat zijn uitzonderingen.
Een bonnenverkoop dient veelal de sport en heeft ook een sociaal aspect.
Een bon kan liefhebbers tot elkaar brengen, drempelvrees helpen overwinnen. Dat de betaalde prijs veelal een farce is ('allemaal politiek' zeggen ze hier) doet er niets aan af.
Al bij al is er dus veel goeds te zeggen over de bonnenverkoop zoals tegenwoordig bijna elke club die kent.
Drie laat ik ze noemen ‘hoofdpersonen’ zijn daar bij betrokken:
De bonnenvrager, de ‘kampioen’ en de koper.
Ze zijn alle drie te beklagen.
De vrager heeft een rotbaan, de schenker moet afzeggen of weer afzeggen wat hem veelal niet in dank wordt aanvaard of hij moet bezoek ontvangen.
De koper tenslotte zal bijna zeker een slechte duif 'rijker worden'.

a. DE BONNENVRAGER
Betere spelers om een bon vragen is een ondankbare taak die meestal op dezelfde schouders rust.
Vaak heb ik met zo'n man te doen.
De clubgenoten vinden het niet meer dan normaal dat voor hun kampioenendag voor een aantal bonnen is gezorgd maar de bonnenvrager weet dat hij tot last is als hij mensen moet benaderen.
Punt is immers dat er per definitie weinig betere spelers zijn zodat steeds weer een beroep wordt gedaan op dezelfde.
Die zien zich genoodzaakt zich te beperken, een aantal keren 'nee' te verkopen, met als gevolg een soort concurrentieslag.
De bonnenvrager wil niet achter het net vissen en gaat lang op voorhand zelf op stap want ‘vragen’ via de post met het verzoek de bon getekend terug te sturen werkt niet meer.
De kreet dat men weet dat de kampioen vaak lastig gevallen wordt maar dat men hoopt dat die voor één keer een uitzondering maakt evenmin.
Per telefoon heeft men meer kans maar dè manier is het persoonlijk contact.
Oog in oog met de bonnenvrager wordt het voor de kampioen al heel wat moeilijker nee te zeggen.
De bonnenvrager weet dat en ziet zich derhalve genoodzaakt op stap te gaan.

b. DE KAMPIOENEN
Als je 50 tot 100 verzoeken om een bon krijgt (en dat is bij sommigen realiteit) kun je spreken van een uit de hand gelopen plaag die de kampioenen noodzaakt keuzes te maken, zich te beperken.
De meeste bonnenvragers hebben daar begrip voor.
'Als je niet probeert heb je zeker niks' reageren ze en blijven aardig. De meeste dus. Maar er zijn ook anderen.
Die vinden de man die geen bon schenkt een klerevent.
'Nog te beroerd om iets voor de sport doen.'

c. DE KOPER
Eigenlijk mag men blij zijn met kampioenen die niet steeds 'ja' zeggen.
Want iemand die pakweg veertig bonnen schenkt merkt later niet zelden dat hij zich in de nesten heeft gewerkt.
En daar worden niet alleen hij maar ook de koper van zijn bon slachtoffer van!
Van elk serieus liefhebber mag men gevoeglijk aannemen dat die eerst voor zichzelf zorgt.
Zelfs van de sympathiekste kampioen mag je niet verwachten dat die, wanneer een wildvreemd iemand met een gekochte bon staat te zwaaien, direct naar de jongen van zijn beste duiven loopt, zelfs al is die bon duur betaald.
Bovendien kan er morgen weer iemand voor de deur staan en dan weer.
En al die mensen het beste schenken wat je hebt?
Dat kan niet en iemand die dat zou proberen zou graven aan de wortels van zijn eigen kampioenenbestaan.
Daarom vind ik bons met daarop 'uit te zoeken van de kwekers' altijd merkwaardig.
Soms vraag ik me af welke kwekers bedoeld worden.
Of ze geen twee soorten hebben, een voor zichzelf en een voor de kopers van bonnen.
En toch hebben de laatste verwachtingen.
Daarom kochten ze die bon. Ze rekenen er net zo goed op iets van de beste te krijgen als al die anderen die een bon kochten van de dezelfde kampioen!

JE ZOU MAAR
Wat is veelal realiteit?
Eerst zorgt de kampioen dus voor zichzelf, vervolgens voor vrienden en eventuele klanten en pas dan komen de bonnenkopers aan de beurt.
Edoch: Als al een aantal jongen zijn teruggezet en er vervolgens nog 25 voor een bon zijn weggegaan wil ik wel eens weten wat die 26e liefhebber die om ‘zijn duif voor een bon’ komt nog mee gaat krijgen.
Dus gaan veel kopers met een kat in de zak naar huis terwijl van kwade wil van de schenker geen sprake hoeft te zijn.
Die had in de letterlijke zin van het woord geen keus.
Vanwege zijn eigen goedhartigheid, 'omdat die ene bon er nog wel bij kon'.
Natuurlijk hebben de kampioenen hun verantwoordelijkheid, moeten ze soms een daad stellen. Kwestie van eigenbelang ook want de centen voor zijn bon komen de sport ten goede waaraan hij zijn kampioenenbestaan ontleent.

WAAR GEBEURD
In de tijd dat ik nog moeilijk 'sorry het gaat niet' kon zeggen heb ik me ook eens in de nesten gewerkt. Ik had zo'n dertig bons geschonken in wat een onvergetelijk jaar zou worden.
Want waren die duiven niet het grootste probleem dan was dat wel het bezoek!
Altijd in het weekend en weekends waarin je onophoudelijk mensen moet ontvangen zijn niet bepaald de weekends waarnaar een normaal mens en zijn gezinsgenoten naar uit zien.
's Morgens vroeg stonden de eerste mensen al voor de deur.
Amper (of niet) vertrokken was het de beurt aan de volgende.
En maar aardig doen, koffie schenken, duiven laten zien en zij maar twijfelen, kiezen zich bedenken en opnieuw kiezen.
Want een duif in een doosje klaar zetten voor iemand die mogelijk gespaard heeft om een bon te kunnen kopen of veel kilometers gereden heeft doe je niet.
En na zo'n weekend volgde er weer een en dan weer.
Zo veel weekends zo veel bezoek van aardige en onaardige mensen, van nette en minder nette?
Een nachtmerrie was het.

VERPLETTEREND
Ik, of beter we, want toevallig ben ik niet de enige in huis, slaakten een zucht van verlichting toen de laatste duif was afgehaald.
Kort daarna telefoon.
De beller wist dat hij vroeg was maar... hij wilde de eerste zijn voor een bon voor het volgend jaar.
Mijn vrouw, nog maar net besloten toch maar niet de benen te nemen, had opgenomen en zei dat dat een probleem was omdat het hele gezin nog herstellende was en haar man maar nauwelijks van de valium af.
De reactie was verpletterend.
Een scheldkanonnade, hoorbaar tot in de keuken, had tot gevolg dat mijn zoon het vanaf toen zeker wist:
Duiven? Never!
Veel liefhebbers zou het passen wat meer begrip te hebben als de kampioen soms nee zegt als hem om een bon wordt gevraagd.
Die staat vaak met de rug tegen de muur!