Ga direct naar de inhoud.

De verpakking telt niet

Mijn oogappel van weleer is niet meer.
Normaal treur je om oogappels die niet meer zijn maar deze had me lang genoeg voor de gek gehouden.
Het was een bijzondere duif die al op jonge leeftijd opviel door zijn opvallende schoonheid met ‘ogen als karbonkels, zijdezachte pluim, een rug waar je met een hamer op kan slaan’ zoals dat heet.
Maar behalve dat had hij, en ook dat al vanaf zeer jonge leeftijd alles tegen wat een duif tegen kan hebben. Hij was de laatste die de drinkbak wist te vinden en wat later de enige die niet wist hoe het hok weer binnen te komen.
Al wat hij deed was een demonstratie van een amper te peilen domheid en dat werd er niet beter op.
Vanaf de eerste leervluchtjes bleek snel naar huis komen hem niet te liggen.
Weliswaar arriveerde hij een enkele keer met de anderen, maar o wee als ik ze een voor een durfde lossen.
Je kon er vergif op innemen dat hij er het langst over deed thuis te geraken. Toen kwamen de jonge duivenvluchten er aan.
Maak je ooit mee dat duiven die van leervluchten steeds te laat komen zich ‘herpakken’ hij bleef er niets van bakken.
Mogelijk werd hij als oude beter dacht ik, dat zie je immers vaker, en daarom overleefde hij de selectie.

WINTER
Maar hij ging gewoon door zijn onmetelijke domheid te demonstreren.
Eerst kreeg ik hem amper overgewend en op zijn nieuwe hok kreeg ik hem amper aan ‘het verstand gebracht’ welke zijn bak was. En het bleef tobben.
Hij vloog geregeld het verkeerde invliegraam binnen en deed hij dat niet dan was het vaak in de verkeerde bak.
En ook als oude beschaamde hij op de vluchten op gênante wijze het vertrouwen dat ik hem geschonken had.
Tot ik het beu werd en hij kon vertrekken.
Dat zo'n duif de selectie overleefde had behalve zijn fraai uiterlijk nog een reden.
Hij was de broer van mijn beste vlieger en een zoon van mijn beste kwekers.
Tel dat bij zijn schoonheid en ‘wat wil je nog meer’ zou je zeggen.

PRIMA AFKOMST
Zijn ouders hadden dus al meerdere goede gegeven en duiven die ‘meerdere goede’ geven zijn er niet veel. Daarbij komt dat hij op zijn hard vliegende broers leek als de spreekwoordelijke druppels water
Ik moest zelfs naar de ringnummers kijken om te zien wie wie was, welke de goede en welke die nul met een grote N.
Achteraf ben ik wel blij dat ik hem niet heb weggegeven of erger nog verkocht. De nieuwe eigenaar zou zich ongetwijfeld bekocht hebben gevoeld.
Omdat een perfecte duif met ook een perfecte afstamming nog geen garantie is voor kwaliteit stel ik mezelf een financiële grens als duiven worden aangeschaft.

GELD GEVEN
Duiven invoeren (kopen) heeft overigens wel zijn charmes. Zelfs als later blijkt dat je je blij maakte met een dode mus.
Aan het idee alleen al iets goeds te hebben bijgehaald kan men lol beleven.
Verder is het gezegde dat je ‘een goede niet kunt kopen maar moet krijgen’ even waar als onwaar.
Voorbeelden te over van mensen die gratis en voor niet aan goede duiven geraakten maar ook van lui die zich kampioen kochten.
Wel is aan duiven kopen een grote ‘maar’ verbonden.
Dat moet je uit je hoofd laten als je ze niet kunt verwijderen omdat ze geld hebben gekost want het is hier dat velen in de fout gaan.
Duiven waarvoor is betaald krijgen te veel krediet.
Niet alleen omdat men er voor betaalde, men gaf dat geld omdat die van een speciaal koppel kwamen of een bijzonder hok.
Toch moet je die over een kam scheren met de eigen duiven of duiven die je kreeg anders ga je bergaf!
Eigenlijk moet je er van uit gaan dat geld dat je geeft aan duiven verloren geld is, heb je een goede dan is dat ‘meegenomen’.
Laten we overigens blij zijn dat goed bloed WEL kan liegen anders zouden de goede al gauw in handen komen van een beperkt aantal liefhebbers met centen.
In onze sport kan ‘geld’ dus een nadeel zijn. Mensen blijven opgezadeld met duiven wiens enige bestaansrecht is dat er voor betaald is.

NUCHTERE VEDETTE
Zo vroeg iemand ooit aan Jos Klak vroeg wat de prijs was voor jongen van zijn beste.
Jos: ‘Ge kent toch de prijs? Die is voor alle duiven gelijk. Waar ze uit komen maakt niet uit. Een goede kweken is toeval en niets garandeert dat andere jongen van datzelfde koppel ook goed zijn. Misschien komen uit andere duiven wel betere. Daarom dus een prijs. Voor alleman en uit welke duiven dan ook.’
Geen gezwam over ‘Gouden koppels’ of kwekers die ‘niets dan goud in de schotel werpen’ gewoon nuchtere realiteit en anders niets.
Vaak hoor je van goede duiven dat een van de ouders er niet meer is. Verloren of gewoon verwijderd.
Sommigen menen dit simpel op te lossen.
Ze hebben de doffer van het koppel niet meer maar geen nood. Er zit nog een volle broer. Die paart men met de duivin en probleem opgelost.
Maar zo zit het kweken van goede duiven dus niet in elkaar.
Ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat je met de ene duif meer kans hebt dan de andere. Ik heb ze ook liever uit ouders waar al iets goeds uit gekomen is dan uit jaarlingen die alles nog moeten bewijzen maar toch is het kweken van goede duiven niet mathematisch in regels is vast te leggen, al die fraaie artikelen over inteelt, lijnenteelt en het bijeenbrengen van twee ingeteelde stammen ten spijt.

ANEKDOTE
Dienaangaande een anekdote. Een West Brabander wilde ook wel eens iets extra’s bijhalen, hij naar een groot kampioen waar hij vroeg om jongen van diens beste koppel.
‘1000 Gulden’ kreeg hij te horen want dat koppel gaf alleen maar supers.
De man was nu pas echt geïnteresseerd want ‘supers’ was net waar hij heel zijn leven al naar op zoek was.
‘Geld speelt geen rol als het een goede is’ zei hij en vervolgde ‘ik geef je geen 1000 gulden maar 10.000 maar we gaan wel naar een notaris om een en ander vast te leggen. Blijkt het geen superduif dan krijg jij straks je duif terug en ik mijn 10.000 gulden plus de kosten van voer.’
De koop ging niet door. De kampioen vond dat geen manier van zaken doen.

DOM BLONDJE
Waarom ik die domme broer van mijn beste duiven dan niet op het kweekhok zette?
Je hoort vaker dat de ene duif uit een goed koppel de vlieger is en de andere de kweker.
Klopt ja, dat hoor je soms. Maar geef mij toch maar de jongen van de vlieger als ik het voor het zeggen heb.
Goed vliegen kan nooit een slechte eigenschap zijn als zaken moeten worden doorgegeven aan het nageslacht.
Kweken uit broers van de goede laat ik liever aan de concurrentie over. Een kennis die mijn mooie voor het laatst in leven zag vergeleek hem met een ‘dom blondje’ zoals we die zien in reclamespots.
Terwijl die haar van buiten geleerd lesje opdreunt over een product waarvan ze waarschijnlijk totaal geen verstand heeft gaat er niet zelden een onmetelijke domheid schuil achter haar bloedstollende schoonheid en bevallig lijf.
Maar reclamemakers weten dat het de verpakking is die telt en dat zit met die parelwitte tanden, zwoele lach en adembenemende boezem wel goed.
Die blauwe is echter vertrokken. Bij duiven telt de verpakking immers niet.