Duiven, vaak een mysterie
FOUT
Zo neem ik vanaf half maart al mijn jongen om de drie weken (of zo) in handen.
Ik noteer de datum en geef ze een cijfer.
Aldus kan ik later de eigen ‘kennis’ testen (wat zit ik er vaak naast), heb ik een idee wanneer een duif ongeveer verloren moet zijn gegaan en ook of die weg is geweest (vanaf wanneer en ongeveer hoe lang).
Meteen ook wordt gesorteerd op wat in de hand niet vodoet.
Dienaangaande ben ik wel voorzichtiger geworden.
Ik ondervond meer dan eens dat dat keuren een erg gevaarlijke momentopname is.
Die ‘prullen’ zette ik altijd in de volière maar als ik ze dan later naar de poelier wilde brengen schrok ik meer dan eens hoe die nu meevielen.
En plaatste ze maar terug op het hok.
Zoals gezegd is keuren een momentopname. Hoezeer een duif mee of tegen valt wordt vooral bepaald door de conditie op het moment van keuren.
Keuren doe je best bij het spenen. Duiven die dan perfect zijn kunnen terug vallen maar ‘herpakken’ zich meestal.
ADENO
Ik schreef eerder dat Adeno hier nooit een probleem was, maar dat is veranderd. Dit jaar zag ik me zelfs genoodzaakt te kuren.
Toch legden nog enkele het loodje en verder zat er die blauwe. Een van de vele want ik heb amper andere. Toen die het zo zwaar te pakken had dat die amper van zijn schabje kwam besloot ik hem te ruimen. Edoch… Dat kwam er steeds maar niet van en, nu enkele maanden later, herken ik hem niet meer, moet ik de ringen controleren om te zien welke dat was.
De duif waarvoor je geen cent meer zou geven is helemaal genezen.
Het lijkt er op dat niet alleen de zwakkelingen vatbaar zijn. Geen enkele duif lijkt ‘Adeno proof’ zoals ook de sterkste mensen ziek kunnen worden.
Adeno als selectie die de zwakkeren door de mand doet vallen?
Ooit geloofde ik daarin. Nu niet meer.
OOK NIET WAAR
Dat de veelbesproken verliezen van jongen een prima selectie is omdat de echt goede niet verloren gaan geloof ik evenmin.
Er zijn te veel voorbeelden van duiven die als jong verloren gingen, werden aangemeld en opgehaald en die zich nadien ontpopten tot uitstekende vliegers.
Trouwens, als alles draait om kwaliteit alleen, of noem het oriënteringsvermogen, hoe verklaar je dan dat jongen van een lapvluchtje van amper 4 kilometer verloren gaan, vervolgens 30 km van huis ergens binnenlopen, worden aangemeld, opgehaald en nadien feilloos, terug vliegen naar dat hok?
‘Te dom’ om van 4 kilometer thuis te raken maar sim genoeg om zonder enige voorafrichting terug te vliegen naar dat hok 30 km van je vandaan?
Vreemd! Het zet ook vraagtekens bij het nut van lapvluchtjes van 2, 3 en 5 km.
JAARLINGEN
Nationaal Bourges verliep ook dit jaar weer moeizaam met enige verliezen en dat betrof dan vooral jaarlingen.
Omdat het niet de eerste keer is vraag ik me af of het niet beter zou zijn pas twee weken later een Nationale vlucht voor jaarlingen te organiseren en die eerste vlucht, dus Bourges, alleen voorbehouden aan oude. Maar ik vrees dat dat een te revolutionaire gedachte is. Er te grote financiële belangen mee gemoeid zijn.
REALITEIT
Elkeen heeft in de diepste spelonken van zijn geheugen wellicht herinneringen die hij niet licht meer vergeet.
-Zo herinner ik me nog hoe Albert Marcelis reageerde toen ik hem vroeg wat een jong uit zijn befaamde ‘Sprint’ moest kosten. Die had een 20-tal eerste prijzen gewonnen en wie wil er niet uit zulke.
Eric Berckmoes zat er bij herinner ik me nog. Ik keek hem vragend aan maar die haalde wijselijk de schouders op.
‘Altijd goed’, zei Albert. ‘Geef maar iets. Je weet toch niet of die iets waard is.’
-Het doet denken aan Klak. Die had destijds zijn vermaarde 613. De halve duiven wereld stond aan te schuiven om jongen uit de ouders, maar Klak bleef Klak.
Als je aan de beurt was kon je er kopen. Waren er ook jongen bekwaam uit de ouders van de 613 dan had je geluk. Die kreeg je voor dezelfde prijs. ‘Want’, aldus Klak, ‘de kans dat er nog eens zo’n goede uitkomt is te verwaarlozen. Hier is het zo dat uit al mijn duiven goede kunnen komen en heel veel slechte.’
Bij Klak dus.
STAN BAELEMANS
Een duif die ik ook niet makkelijk meer zal vergeten is de ‘Donkere’ van Stan Baelemans Antwerpen.
Ik was een prille dertiger zonder centen maar toen al zin in goede duiven. En die Donkere was een goede. Werd zelfs Nationale Asduif. Toen ik er de eerste keer was liet hij eerst de ouders zien. Zoals vaker met pure sprinters was het niets bijzonders, ergo, ik vond ze niet om aan te zien.
‘Hoe kwam je erbij die tegen elkaar te zetten?’ vroeg ik Stan.
Hij: ‘Het waren mijn twee beste jongen en ik dacht waarom niet?’
Mijn verbazing werd nog groter toen ik de Donkere zelf in handen kreeg. Aan hem was niets aan af te keuren.
En de liefhebbers maar filosoferen over inteelt, lijnenteelt, kweekogen en zelfs kweekpluimpjes onder de vleugel.
Overigens zou Stan naar Schilde verhuizen, tijdens een fietstocht ongelukkig ten val komen en als gevolg daarvan later tragisch overlijden.
Het was een doodgoeie kerel. Maar soms lijkt het of die ons als eerste verlaten.
BONNEN
Dat brengt me meteen bij het schenken van bonnen. Ik ben een van die mensen die er helemaal klaar mee is. Schenk er jaarlijks nog een vijftal, waaronder een voor een goed doel en daar blijft het bij.
Dat zal me achter mijn rug vast op heel wat kritiek komen staan, maar dat is dan maar zo. Bonnen schenken heeft bijna alleen maar nadelen en de schenking zelf, die jonge duif dus, is misschien wel het minste.
Stel je schenkt ‘slechts’ 20 bons. Je kan het je gezin toch niet aandoen 20 keer vaak wildvreemde mensen over de vloer te krijgen? Verder willen die allemaal duiven zien en komen ze met dezelfde hoop: Jongen van de beste. Liefst uitzoeken.
Daar komt bij dat je scheve gezichten krijgt (of erger) van de 21e en volgende vragers om een bon die je af moet wijzen.
Ik heb niet veel duiven. Kweek eerst voor mezelf en als dan later de 20e om zijn jonge duif voor een bon komt na 19 anderen wat gaat die nog mee krijgen?
En toch kocht zo’n man met evenveel hoop en vertrouwen die bon als zijn 19 voorgangers.
Sommigen laten degenen die de duurste bon kocht eerst kiezen.
Daar zit iets in.
Maar 2.000 € betekent voor de een niets, 75 € voor de ander veel.
Waar in feite heel dit artikel op neerkomt? Dat er o zo weinig echt goede duiven geboren worden, ook al willen verkoopsites het tegendeel suggereren.
FOUT
Zo neem ik vanaf half maart al mijn jongen om de drie weken (of zo) in handen.
Ik noteer de datum en geef ze een cijfer.
Aldus kan ik later de eigen ‘kennis’ testen (wat zit ik er vaak naast), heb ik een idee wanneer een duif ongeveer verloren moet zijn gegaan en ook of die weg is geweest (vanaf wanneer en ongeveer hoe lang).
Meteen ook wordt gesorteerd op wat in de hand niet vodoet.
Dienaangaande ben ik wel voorzichtiger geworden.
Ik ondervond meer dan eens dat dat keuren een erg gevaarlijke momentopname is.
Die ‘prullen’ zette ik altijd in de volière maar als ik ze dan later naar de poelier wilde brengen schrok ik meer dan eens hoe die nu meevielen.
En plaatste ze maar terug op het hok.
Zoals gezegd is keuren een momentopname. Hoezeer een duif mee of tegen valt wordt vooral bepaald door de conditie op het moment van keuren.
Keuren doe je best bij het spenen. Duiven die dan perfect zijn kunnen terug vallen maar ‘herpakken’ zich meestal.
ADENO
Ik schreef eerder dat Adeno hier nooit een probleem was, maar dat is veranderd. Dit jaar zag ik me zelfs genoodzaakt te kuren.
Toch legden nog enkele het loodje en verder zat er die blauwe. Een van de vele want ik heb amper andere. Toen die het zo zwaar te pakken had dat die amper van zijn schabje kwam besloot ik hem te ruimen. Edoch… Dat kwam er steeds maar niet van en, nu enkele maanden later, herken ik hem niet meer, moet ik de ringen controleren om te zien welke dat was.
De duif waarvoor je geen cent meer zou geven is helemaal genezen.
Het lijkt er op dat niet alleen de zwakkelingen vatbaar zijn. Geen enkele duif lijkt ‘Adeno proof’ zoals ook de sterkste mensen ziek kunnen worden.
Adeno als selectie die de zwakkeren door de mand doet vallen?
Ooit geloofde ik daarin. Nu niet meer.
OOK NIET WAAR
Dat de veelbesproken verliezen van jongen een prima selectie is omdat de echt goede niet verloren gaan geloof ik evenmin.
Er zijn te veel voorbeelden van duiven die als jong verloren gingen, werden aangemeld en opgehaald en die zich nadien ontpopten tot uitstekende vliegers.
Trouwens, als alles draait om kwaliteit alleen, of noem het oriënteringsvermogen, hoe verklaar je dan dat jongen van een lapvluchtje van amper 4 kilometer verloren gaan, vervolgens 30 km van huis ergens binnenlopen, worden aangemeld, opgehaald en nadien feilloos, terug vliegen naar dat hok?
‘Te dom’ om van 4 kilometer thuis te raken maar sim genoeg om zonder enige voorafrichting terug te vliegen naar dat hok 30 km van je vandaan?
Vreemd! Het zet ook vraagtekens bij het nut van lapvluchtjes van 2, 3 en 5 km.
JAARLINGEN
Nationaal Bourges verliep ook dit jaar weer moeizaam met enige verliezen en dat betrof dan vooral jaarlingen.
Omdat het niet de eerste keer is vraag ik me af of het niet beter zou zijn pas twee weken later een Nationale vlucht voor jaarlingen te organiseren en die eerste vlucht, dus Bourges, alleen voorbehouden aan oude. Maar ik vrees dat dat een te revolutionaire gedachte is. Er te grote financiële belangen mee gemoeid zijn.
REALITEIT
Elkeen heeft in de diepste spelonken van zijn geheugen wellicht herinneringen die hij niet licht meer vergeet.
-Zo herinner ik me nog hoe Albert Marcelis reageerde toen ik hem vroeg wat een jong uit zijn befaamde ‘Sprint’ moest kosten. Die had een 20-tal eerste prijzen gewonnen en wie wil er niet uit zulke.
Eric Berckmoes zat er bij herinner ik me nog. Ik keek hem vragend aan maar die haalde wijselijk de schouders op.
‘Altijd goed’, zei Albert. ‘Geef maar iets. Je weet toch niet of die iets waard is.’
-Het doet denken aan Klak. Die had destijds zijn vermaarde 613. De halve duiven wereld stond aan te schuiven om jongen uit de ouders, maar Klak bleef Klak.
Als je aan de beurt was kon je er kopen. Waren er ook jongen bekwaam uit de ouders van de 613 dan had je geluk. Die kreeg je voor dezelfde prijs. ‘Want’, aldus Klak, ‘de kans dat er nog eens zo’n goede uitkomt is te verwaarlozen. Hier is het zo dat uit al mijn duiven goede kunnen komen en heel veel slechte.’
Bij Klak dus.
STAN BAELEMANS
Een duif die ik ook niet makkelijk meer zal vergeten is de ‘Donkere’ van Stan Baelemans Antwerpen.
Ik was een prille dertiger zonder centen maar toen al zin in goede duiven. En die Donkere was een goede. Werd zelfs Nationale Asduif. Toen ik er de eerste keer was liet hij eerst de ouders zien. Zoals vaker met pure sprinters was het niets bijzonders, ergo, ik vond ze niet om aan te zien.
‘Hoe kwam je erbij die tegen elkaar te zetten?’ vroeg ik Stan.
Hij: ‘Het waren mijn twee beste jongen en ik dacht waarom niet?’
Mijn verbazing werd nog groter toen ik de Donkere zelf in handen kreeg. Aan hem was niets aan af te keuren.
En de liefhebbers maar filosoferen over inteelt, lijnenteelt, kweekogen en zelfs kweekpluimpjes onder de vleugel.
Overigens zou Stan naar Schilde verhuizen, tijdens een fietstocht ongelukkig ten val komen en als gevolg daarvan later tragisch overlijden.
Het was een doodgoeie kerel. Maar soms lijkt het of die ons als eerste verlaten.
BONNEN
Dat brengt me meteen bij het schenken van bonnen. Ik ben een van die mensen die er helemaal klaar mee is. Schenk er jaarlijks nog een vijftal, waaronder een voor een goed doel en daar blijft het bij.
Dat zal me achter mijn rug vast op heel wat kritiek komen staan, maar dat is dan maar zo. Bonnen schenken heeft bijna alleen maar nadelen en de schenking zelf, die jonge duif dus, is misschien wel het minste.
Stel je schenkt ‘slechts’ 20 bons. Je kan het je gezin toch niet aandoen 20 keer vaak wildvreemde mensen over de vloer te krijgen? Verder willen die allemaal duiven zien en komen ze met dezelfde hoop: Jongen van de beste. Liefst uitzoeken.
Daar komt bij dat je scheve gezichten krijgt (of erger) van de 21e en volgende vragers om een bon die je af moet wijzen.
Ik heb niet veel duiven. Kweek eerst voor mezelf en als dan later de 20e om zijn jonge duif voor een bon komt na 19 anderen wat gaat die nog mee krijgen?
En toch kocht zo’n man met evenveel hoop en vertrouwen die bon als zijn 19 voorgangers.
Sommigen laten degenen die de duurste bon kocht eerst kiezen.
Daar zit iets in.
Maar 2.000 € betekent voor de een niets, 75 € voor de ander veel.
Waar in feite heel dit artikel op neerkomt? Dat er o zo weinig echt goede duiven geboren worden, ook al willen verkoopsites het tegendeel suggereren.